Inleiding
Lichamelijke activiteit is zeer belangrijk voor de groei en lichamelijke ontwikkeling van kinderen. Het draagt bij aan de gezondheid en het verbetert de lenigheid, de balans, de coördinatie, de kracht, de reactietijd en het zelfvertrouwen. De trainingen moeten dan wel afgestemd worden op de belastbaarheid van kinderen en het feit dat zij met name in de puberteit gevoeliger zijn voor het oplopen van blessures.
Helaas blijkt in de praktijk dat kinderen te vaak nog getraind worden op een wijze die bestemd is voor volwassenen en ook aan wedstrijden deelnemen die voor volwassenen zijn bedoeld. Denk hierbij maar aan het lopen van een marathon door kinderen! Kinderen die voor een marathon getraind worden, lopen een verhoogd risico op uiteenlopende algemene sportmedische problemen en blessures, maar ook op een ‘burn-outsyndroom’ waarvan de symptonen kunnen bestaan uit abnormale vermoeidheid, depressieve gevoelens, niet goed kunnen slapen, eetlust- of gewichtsverlies en een verhoogde kans op het oplopen van blessures. Dit dreigt vooral voor kinderen waarbij ouders te veel verwachten of ‘eisen’ van het kind.
Algemene sportmedische problemen die op kunnen treden
Er zijn diverse sportmedische problemen waar kinderen (vaker) mee te maken kunnen krijgen:
Hitteproblemen
Kinderen kunnen nog minder goed overtollige lichaamswarmte afvoeren: warmte die onder andere vrijkomt bij intensief en langdurig sporten. Dat betekent dat kinderen een grotere kans hebben op hitteproblemen (‘zonnesteek’) bij duurinspanning. Dat is één van de redenen waarom het lopen van lange afstanden (marathon!) in wedstrijdverband niet toegestaan is voor junioren.
Menstruatiestoornissen
Bij (te) intensief trainende meisjes kunnen menstruatiestoornissen voorkomen. Dat kan een uiting zijn van te lage spiegels van vrouwelijke hormoenen. Aangezien vrouwelijke hormonen nodig zijn voor een goede botstofwisseling zullen deze meisjes een grotere kans hebben op botontkalking en een vermoeidheidsbreukje.
Eetstoornissen
Bovengenoemde menstruatiestoornissen treden eerder op als meisjes (te) mager zijn. Dit kan veroorzaakt worden door (te) instensieve duurtraining, maar wordt soms ook veroorzaakt door een ernstige eetstoornis waarbij het meisje dwangmatig weinig eet. Deze dwangmatige eetstoornis wordt anorexia nervosa genoemd. Als dat het geval is, is dat een ernstige zaak waarbij deskundige hulp gezocht dient te worden.
Inspanningsastma
Sommige kinderen worden benauwd als ze hardlopen. Deze benauwdheid kan veroorzaakt worden door inspanningsastma. Bij inspanningsastma reageren het slijmvlies en de spiertjes rondom de kleine longvertakkingen overgevoelig op het inademen van grote hoeveelheden lucht. Als deze lucht koud, droog en/of vervuild is, zal de prikkeling van het slijmvlies en dus de verschijnselen van inspanningsastma optreden. De uitademing wordt dan bemoeilijkt en gaat soms met piepen gepaard. De inademing kan met ‘gieren’ gepaard gaan.
Trainingsaanpassing is vaak al voldoende om de klachten te voorkomen. Is de trainingsaanpassing niet afdoende, dan is één pufje van een bepaald medicament (door huisarts of specialist voorgeschreven) voor aanvang van de sportbeoefening dit vaak wel. Helaas staan sommige van deze medicijnen op de dopinglijst van de KNAU/IAAF waardoor het gebruik door atleten aan regels is gebonden. Als u hierover nog vragen hebt, kunt u contact opnemen met het NeCeDo (elke werkdag telefonisch te bereiken op 0900-2001000 van 13:00 tot 16:00 uur (€ 0,10/min) of via www.dopingautoriteit.nl, uw huisarts of via Sport- en Beweegkliniek (023-5258080)).
Pubertijd
Het tijdstip waarop de puberteit optreedt kan per kind sterk verschillen, maar begint bij de meeste kinderen tussen het 11e en 15e levensjaar (bij meisjes eerder dan bij jongens). In de puberteit neemt bij jongens met name de bot- en spiermassa toe, terwijl bij meisjes vaak ook het onderhuidse vetweefsel toeneemt.
Kinderen hebben tijdens de puberteit een verhoogde kans op het oplopen van blessures doordat:
- de lengtegroei sterk toeneemt, waardoor de lichaamsverhoudingen en het lichaamsgewicht veranderen.
- de lengte van pezen en spieren (tijdelijk) achterblijven, waardoor de lenigheid tijdelijk afneemt.
- de motorische en technische vaardigheden (tijdelijk) afnemen, terwijl er vaak wel veel risico genomen wordt (‘je laat je toch niet kennen?’).
- ze vaker gaan trainen (prestatiemotivatie).
- de groeischijven en de groeikernen tijdelijk extra kwetsbaar zijn.
Blessures bij jeugdigen
De bovengenoemde extra kwetsbaarheid van de groeikernen en de groeischijven voor letstel kan resulteren in vaak ernstige jeugdblessures. Bekende voorbeelden van deze jeugdblessures zijn:
- Een irritatie van de groeischijf onder de aanhechting van de vierkoppige bovenbeenspier (m.Quadriceps) op het onderbeen. Deze kan door steeds herhaalde en te zware belastingen geïrriteerd raken waardoor pijn en lokale zwelling kunnen optreden. Uiteindelijk kan een benige zwelling op het onderbeen ontstaan waarbij de aanhechting van de kniepees verminderd belastbaar kan blijven. Dat kan een reden zijn voor pijnklachten bij zware belasting in de kracht- of sprongkrachttraining.
- Het uitscheuren van de aanhechtingen van spieren met groeischijf en al uit het bot. Dit gebeurt met name bij de spieren die rondom het bekken aanhechten, bijvoorbeeld tijdens een sprint. Als dit gebeurt, kan een operatieve behandeling noodzakelijk blijken te zijn.
- Verstoring van de groei van bepaalde groeikernen in gewichten door een tijdelijke verstoring van de bloedvoorziening. Hierdoor kan het gewrichtsoppervlak beschadigd raken en een stukje bot los in het gewricht komen te liggen. Dat losse stukje bot kan tussen de gewrichtsoppervlakken inklemmen, wat dan acuut een heftige pijn veroorzaakt. Hierdoor raakt het gewricht beschadigd, waardoor er uiteindelijk eerder een ‘gewrichtsslijtage’ zal optreden. Het is dus zaak een los stukje bot dat inklemt tijdig operatief te verwijderen voordat deze gewrichtsslijtage optreedt.
Daarnaast treden in de groeispurt ook vaak ‘gewone’ blessures op, zoals:
- Spierverrekking of spierscheur. De kans op deze blessure neemt toe als de coördinatie en lenigheid in de groeispurt vermindert, terwijl de spierkracht juist toeneemt. Als er een spierscheur is opgetreden neemt herstel zeker zo’n 6 weken in beslag. Er kan pas weer met (intensief) sporten worden begonnen als de spierlengte en de spierkracht volledig zijn hersteld.
- Wisselende pijnklachten rondom de knieschijf. Deze pijnklachten berusten vaak op een gevoelig kraakbeen achter de knieschijf. Dit kan veroorzaakt worden door een tijdelijk ‘minder goed sporen’ van de knieschijf door een gebrek aan spierkracht en/of spierlengte van de spieren rondom het kniegewricht en/of door een gebrekkige coördinatie bij de uitvoering van de sportbewegingen.
- Het steeds ‘zomaar’ door de enkel heengaan. Vaak zijn de banden van het enkelgewricht (nog) goed intact, maar is het vooral het éénbenig evenwicht dat is verstoord. Aanvullende (evenwichts)oefeningen kunnen een hoop ellende voorkomen.
Samenvatting
Een trainer van kinderen moet rekening houden met de tijdelijk verminderde belastbaarheid van kinderen in de groeispurt en extra aandacht geven aan lenigheids-, coördinatie- en (loop)techniektraining om blessures (zoveel mogelijk) te voorkomen. Als er (toch) sportmedische problemen ontstaan, is de trainer de aangewezen persoon om de atleet/atlete de weg naar een goede sportmedische begeleiding te wijzen en in overleg met deze de training (tijdelijk) aan te passen.